zaterdag 29 november 2014

Balansdag.

Als ik het zonnig bekijk, dan zie ik vooral kansen voor mezelf in 2015. Ik kan en mag mijn huidige baan langzaam afbouwen en krijg dus de kans om langzaam te wennen aan mijn nieuwe leven. Ik kan in alle rust starten met een nieuwe studie en zal daar enorm veel gaan leren. Mijn huis is altijd opgeruimd, want ik begin met een enorme grote opruiming en dat is dan makkelijk bij te houden. Ik ga ook een paar klussen aanpakken, en een daarvan is een kamer in huis opknappen; behangen, verven en opnieuw inrichten. Dat wordt een studeer-achtige kamer. Hij staat nu nog een beetje vol en ik heb de was er hangen, maar straks is het een prettige kamer waar de zon altijd naar binnen schijnt (ook al kijkt hij uit op het noorden) en waar ik de meest fantastische dingen zal creëren en de meest goede ideeën tot mij zullen komen. Waar dan weer van allerlei kansen en mooie dingen uit voort zullen komen.

Als ik het van de schaduwkant bekijk, zie ik het volledig anders. Nu ik ben begonnen met ‘mijn issues’ op te ruimen, brengt dat heel wat onrust met zich mee. Joh, waarom heb ik in vredesnaam alle bagger weer opgerakeld? Waarom vond ik het nodig en goed om weer eens meer naar binnen te kijken en eens te gaan beginnen met de grote opruiming? Het brengt me van mijn stuk, en hoe. Het grijpt in in alle relaties die ik heb, van voor naar achter, van links naar rechts. Gezin, ouders, naaste collega’s en vrienden hebben er allemaal al mee te maken gehad. De een wat minder dan de ander, maar het gaat ze allemaal aan. Want er gebeurt iets met me en ik kan niet voorkomen dat ik er zonder kleerscheuren uit kom. Wat niet erg is, ik kan wel een nieuwe garderobe gebruiken.

Het is niet dat ik ineens een ander mens ben, maar er vindt wel een verschuiving plaats. En ja, misschien heeft dat ook best wel een beetje te maken met het feit dat de jongens hier in huis mij ‘ineens’ niet meer zo nodig hebben. Misschien ben ik diep in mijn hart toch wel een enorme Florence Nightingale die d’r kicks haalt uit het zorgen voor anderen. Maar die zorg hebben ze helemaal niet meer nodig. Natuurlijk zijn er  nog puber-issues, maar die zijn peanuts vergeleken met door welke testosteron-stormen we hier door zijn gegaan met zijn allen. Echt, ik had nooit gedacht dat ik het zó lastig zou vinden, dat puber-gedoe. En natuurlijk zitten we er nog steeds in, maar het heeft er alle schijn van dat het nu echt gaat liggen, die storm. Hier en daar een duizend-bommen-en-granaten-moment, waar ook echt wel wat pannen van het dak vliegen, maar toch is de scherpte van voorheen er af. Gelukkig. Maar blijkbaar had ik die toch meer nodig dan ik zelf dacht: Ik ben best goed in sussen, in goede banen leiden, ruzies beslechten en de rust terug brengen. Nu dat niet meer hoeft, brengt me dat dus blijkbaar toch wel van mijn stuk. Want wat blijft er nu eigenlijk over van Evelyn? Nu ik weer min-of-meer volledig ben terug geworpen ben op mij? Niets geen brandjes meer blussen, niet meer als een soort reddende engel te hoeven worden ingevlogen? Niet thuis en al zéker niet meer op het werk?

Ja, natuurlijk wil ik de woonlocatie op weg helpen in het project Alle Eenheden Professioneel Gezond; ik denk zelfs dat ik daar een goede rol in kan spelen. Maar waar zou ik dat voor doen? Natuurlijk zal ik met een beter gevoel vertrekken, maar alles, werkelijk alles wat ik doe, zal niet voor mezelf zijn. Ik ben bezig met de poten onder mijn eigen stoel weg te zagen. Want ik merk nu al hoe het me aangrijpt, dat ik straks niet meer in die trein zit. Ik wil het niet, maar ik sta toch al een beetje met één voet buiten. Maar natuurlijk zal ik mij inzetten voor het project. Gewoon, omdat dat beter is voor iedereen. Ik zou anders best wel eens een zuur wijf kunnen worden, die overal tegenaan schopt en honend kijkt hoe men bezig gaat met veranderingen doorvoeren. Veranderingen waarvan ik zeker wel het nut inzie, maar die me niet gelukt zijn door te voeren in de afgelopen drie jaar. En neen, dat wil ik niet.

Ik begon wat nukkig te worden, en het werkleven glipte me uit de vingers. Het gezinsleven ook, trouwens. Ik was volkomen uit balans en het lukte me maar niet om deze terug te vinden. Ik werd er bloedchagrijnig van, vergat dingen en kon me alleen staande houden door ad-hoc te redden wat er te redden valt.

Het lijkt er op dat ik –eindelijk- weer op de goede weg ben. Ik heb mijn zaakjes op dit moment wat beter op orde. Dacht ik. 

Zo terugkijkend, vraag ik mijzelf eigenlijk af hoe ik er in vredesnaam bij kwam dat ik ‘even wat issues op ging ruimen’, zodat ik straks lean & clean aan de studie kon beginnen. Ik merk dat ik totaal niet heb nagedacht over wat er dan in de tussengelegen periode zou plaatsvinden. Maar een uitglijder nu en dan mag, is niet erg: opstaan en weer doorgaan.


Toch?

zondag 23 november 2014

Negentien

Oudste is zo-goed-als jarig. Hij wordt 19. Ne-gen-tien. Ongelofelijk. Het kind dat mij moeder maakte is 'alláng' geen kind meer. In leeftijd dan. In zijn doen en laten heeft hij nog veel te leren. Net als ik overigens, en ik ben 43.  Maar hij vindt zelf dat hij de geheimen van 't leven wel kent. De wereld ligt aan zijn voeten en hij weet 't allemaal al wel. Net als ik dat wist toen ik 19 was.

Er is niemand in de wereld die mij meer kan raken dan deze jongen. En er is vooralsnog niemand in de wereld die hem meer kan raken dan ik. We weten het van elkaar en toch gebeurt het steeds weer. Ik ben de rode lap, hij de stier. En hij is mijn rode lap. Hij lijkt ontzettend veel op mij, in zijn doen en laten. Soms is het bijna griezelig. Ik kan zijn gedachten bijna horen. Niet in alles hoor, gelukkig niet. Maar wel in zijn interactie met mij. Hij vindt dat hij totaal niet op mij lijkt. Hij zeurt niet half zoveel als ik. Wat zegt hij? Nog geen fractie.

Niemand kan mij zo snel op de kast krijgen als hij. Niemand krijgt hem zo snel op de kast als ik. Maar. Ik wil hem helemaal niet op de kast krijgen. We doen het beiden niet met opzet. Het gebeurt gewoon. Maar met niemand in de wereld kan ik het zo snel bijleggen als met hem. Met niemand heb ik zo'n turbulente relatie als met hem. Jantje huilt en Jantje lacht, binnen een mum van tijd.

Maar er is geen enkel ander persoon op de wereld die mij moeder maakte.

Elk jaar op zijn verjaardag word ik een beetje weemoedig. Denk ik terug aan zijn geboorte en de eerste twee spannende weken. Hij maakt de meest uiteenlopende emoties in mij los, deze jongen. Hij kent mijn achilleshiel, weet deze feilloos te vinden. Maar hij hoeft ook maar met zijn ogen te knipperen en hij heeft mij op de knieën. Om daarna zijn mond open te doen en mij op mijn achterste benen te hebben.

Deze jongen, alweer 19 jaar op deze wereld.

Wat je ook doet, mijn jongen, ik vind het allemaal goed. Ook al lijkt dat niet altijd zo. Ik wil echt dat je gelukkig bent, dat je je eigen keuzes maakt, je eigen leven opbouwt, vormgeeft en leeft.
Wat werk je hard, wat ben je oprecht en eerlijk. Maar wat ga je ook soms hard op je gezicht. ik zég dat dat er bij hoort, maar dénk bij mezelf: Ik wil hem behoeden. Maar ik weet ook dat jij je eigen fouten moet maken. En ja, soms lopen we hard op tegen elkaar.

Maar weet dat ik onnoemelijk veel van jou en je broer hou.

x Moeke.