zondag 24 februari 2013

Geen maandag-blues

Vandaag is het zondag. Een rustdag. Zegt men. Ik heb mij nooit zo heel veel van de zondagen aangetrokken: vroeger vond ik het eeuwigdurende dagen die zo ontzetten saaaaai waren, dat er geen einde aan leek te komen. Tegenwoordig vind ik de zondagen zalig. Ik ben er nu wel een beetje aan gewend dat ik in de weekenden niet meer hoef te werken. Ik ben inmiddels ook zo ver dat ik dit niet meer vervelend vind tegenover mijn collega's die wél in het weekend werken. (ja, sneu, ik weet het, maar ik voelde me daar altijd nog een heel klein beetje vervelend over)

Vandaag is het een rustdag Pur Sang. Vandaag ben ik verplicht om uit te rusten. Opdracht van de baas. Hè, wat naar. Toevallig ben ik heel erg goed in Uitrusten, dus dat komt goed uit. Morgen namelijk, mag ik met 109 andere collega's, waaronder de voltallige Raad van Bestuur, voor een tweedaagse start-up naar het mooie Dalfsen. Dit in het kader van alle veranderingen in de zorg, met WMO, Marktwerking, Participatie en weet ik wat al niet meer. Ik heb er zin in! Vorige week kreeg ik een mail met leesvoer. Het is prikkelend, merk ik, om voor een stichting te werken waar veel beweging in zit. En dat terwijl ik er al bijna zeven jaar werk. Ongekend voor mij; ik ben vaak na een jaartje of wat wel weer uitgekeken. Het leesvoer eindigde met deze quote:

Ik word daar blij van. Ik kan het niet helpen. Het laatste jaar heb ik ook al vele (tot dusver onbekende) collega's mogen ontmoeten, en dat is ook zeer inspirerend, heb ik gemerkt. Ik probeer dat enthousiasme op 'mijn' team over te brengen, en dat lukt heel aardig. Zo heb ik sinds begin dit jaar De Tip Van Evelyn ingevoerd tijdens de teamvergaderingen. Dat kan van alles zijn: iets wat ik tegen ben gekomen op internet, in een boek of op tv. Het wordt met een redelijk enthousiasme Daarnaast ben ik de halfjaarlijkse individuele werkoverleggen in een nieuwe vorm aan het gieten: Meer anticiperen op wat iemand kan, waar ie goed in is en wat hem goed afgaat. Ik doe maar wat, heb ik soms het idee, ik doe wat ik denk dat goed is, en verdomd, het werkt.

Natuurlijk zijn er vele hobbels in het werk; ik kom óm in het werk. Ik werk maar 24 uur, maar kan gerust 36 uur volmaken. Het is een kunst op zich om al het werk af te krijgen, en daarbij op te letten dat ik niet in de stress schiet. Balanceren op het slappe koord. Maar ik merk dat ik het allemaal bijzonder leuk vind; ik ga met enorm veel plezier naar mijn werk. Ik doe hier en daar een stapje meer, omdat ik er veel energie van krijg. Tegelijkertijd is het soms lastig omdat ik ook thuis best veel met mijn werk bezig ben. Maar daarvoor in de plaats komt straks een extra weekje vrij. Waar ik enorm naar uit kan kijken, want ik ga de hele week niets anders doen dan rommelen in huis, cocoonen, beetje frommelen met papier en andere kneuterige zaken; misschien ga ik de keuken wel schilderen, ik weet het niet, maar in ieder geval komen er die week NUL werk-gerelateerd zaken voorbij. Hoop ik dan.

Wat een gezegend mens ben ik met een vaste baan waar ik veel plezier aan beleef. Ik vind de maandagen helemaal niet vervelend. Maar eerst morgen met collega's sparren. Zinin!

donderdag 14 februari 2013

Zoektocht


Ik heb niets met religie. Ik geloof niet dat er 'niets is', maar ik geloof ook niet dat iets of iemand buiten mijzelf iets voor mij kan betekenen. Natuurlijk: je hebt mensen om je heen nodig. Mensen die van je houden, ook als je een draak van een wijf bent, op zijn tijd. Zoals ik. Je bent pas iemand in het aanzicht van een ander. Als je altijd alleen zou zijn, altijd, echt ALTIJD.. Wat of wie zou je dan zijn?

Ik heb vroeger wel eens gebeden. Met dank aan mijn oma. Mijn oma was een diep gelovige vrouw. Zij heeft een zwaar leven gehad met zeven kinderen, een aantal miskramen en daarbij ook nog eens een hork van een man. Ik weet niet precies wat mijn oma heeft moeten dragen, maar ik had het bijltje er allang bij  neer gegooid, dat weet ik zeker. Toch was mijn oma niet verhard door dat leven. Ze was een lieve dame, waar ik graag ging logeren. Alleen jammer dat mijn opa er dan ook altijd was. Mijn opa, die vreselijke stank achterliet in de kleine badkamer, en die altijd in zijn zwarte stoel bij de kachel zat, pruimend op zijn tabak, die hij uitspoog in de kolenkit. Die kolenkit werd uiteraard niet door hem zelf geleegd. Vanuit die stoel commandeerde hij mijn oma, en ook iedereen die zich in het huis bevond. Wat een vreselijke man was dat. De vader van mijn vader.

Mijn opa was de eerste 'dode' die ik zag. Ik was 12 of 13 jaar. Ik weet het nog heel goed. Opa en oma waren verhuisd naar een aanleunwoning, die vlak bij mijn Mavo stond. Omdat ik er vrijwel langs kwam als ik naar huis ging, voelde ik mij min of meer verplicht om er regelmatig langs te gaan. Elke dinsdag na school deed ik dat. Mijn opa vroeg op een dag of ik niet even voor hem naar de visboer wilde fietsen om een haring met uitjes te halen. Dat deed ik. Van lieverlee stond hij na verloop van tijd al in de deuropening als ik er aan kwam fietsen, met geld in zijn hand voor zijn haring. Ik liep dan altijd gewoon langs hem heen om mijn oma te gaan begroeten. Dat vind ik, met terugwerkende kracht, superstoer van mijn jonge ikje. En ben ik, met terugwerkende kracht, trots op mij. Ik haatte mijn opa niet: hij was gewoon een lastige bijkomstigheid, niet meer en niet minder. 
Op een dag, ik was op school en de pauze was net voorbij. Ik stapte met mijn mattie Henne naar het lokaal Nederlands: deze bevond zich buiten de school, in 1 van de noodlokalen. Op het moment dat ik de drempel van dat lokaal overstapte, bleef ik plots stil staan. Henne botste tegen mij op. Hij vroeg:"Wat doe je!?" En ik zei:" Mijn opa is dood. Denk ik." wat heel gek was, want mijn opa mankeerde niets. Tenminste.. Niets meer dan een 86-jarige man doorgaans mankeert. 

Toen ik thuis kwam, vertelde mijn moeder dat mijn opa inderdaad gestorven was. De dag van de begrafenis adviseerde mijn moeder om te gaan kijken. Maar alleen als ik het zelf wilde. Dat wilde ik niet, en tegelijkertijd wel. Ik liep op de kist af, en zag mijn opa's neus. Op dat moment werd ik doodsbang. Ik verwachtte echt dat hij overeind zou komen en heel hard "Boeh!" zou roepen. Dat zou nu echt weer een rotgeintje van hem zijn. Het gebeurde niet, maar ik heb mijn opa niet verder bekeken, en ik dacht bij mezelf:"Ik ben blij dat je dood bent!" Wat een beetje onaardig van mij was, natuurlijk. Maar het leven van mijn oma werd er daarna wel wat makkelijker op. 

Ik ben haar elke dinsdagmiddag blijven bezoeken, mijn hele mavocarriere lang. Nu deed ik ook wel gruwelijk lang over de mavo, dus dat kwam goed uit. Ik ontmoette Prins toen ik nog op de mavo zat. Hij heeft mijn oma twee keer ontmoet: een keer bij leven, en een keer toen ze in de kist lag. 

Mijn oma was een diepgelovige vrouw. Wat heeft het haar gebracht? Ik kan daar alleen maar naar raden. Ik denk dat het haar veel heeft gebracht, in de positie waar zij zat vond ze waarschijnlijk veel troost in haar geloof. Wat ik niet kan invoelen. Ik denk dan: Ga weg bij die man en begin een leven zonder zo'n enorm blok aan je been. Zo'n dominante man, die je het hele huis rond commandeert en ik vermoed dat het niet altijd bij woorden is gebleven. Maar misschien was juist het geloof wel het enige redmiddel in haar leven. Dat, en natuurlijk haar zeven kinderen, haar zeven schoonkinderen en haar 22 kleinkinderen. Wat moest ze anders? Wat kon ze anders? Het was een heel andere tijd dan nu. Stand by your man, in voor en tegenspoed. Meer tegen dan voor, voor mijn oma. Al die kleinkinderen kregen een abonnement van haar op 'Kind & Evangelie'. Een dun blaadje met een paar bijbelse verhalen erin. Die ik Helemaal stuk las: Ik vond ze spannend, die verhalen over je zus. Grappig dat je dan helemaal niet verder denkt: Hoezo, mijn zus?
Ik wilde een keertje mee met oma naar de kerk, toen ik een jaar of 6, 7 was. Dat vond ze goed, maar ze nam me mee naar een of andere bijeenkomst van -ik vermoed- 65plussers, die vanuit de kerk wekelijks bij elkaar kwamen. Ik had een kleurboek mee, en was bezig een plaat in te kleuren van een hond in een hondenhok. De pannen op het dak moesten toch allemaal oranje worden, dus ik kraste er vrolijk op los. Komt er zo'n oude man bij me staan, en die ging mij vertellen dat ik dakpan voor dakpan moest kleuren. Pfft, wat vond ik dat stom. Zo gauw hij niet meer keek, ging ik verder met mijn gekras. Die man kon het niet weten, maar juist door hem ben ik genezen van mijn interesse in de kerk. Wist ik veel wat het instituut kerk eigenlijk inhield?

Het mysterie Geloof verdween gewoon uit mijn leven. Mijn ouders hebben mijn broertje en mij nooit iets bijgebracht over het geloof: Die waren beiden helemaal klaar daar mee. 'Geloof' kwam pas weer in mijn leven toen het serieus werd met Prins. Hij is gelovig opgevoed, en ze hadden graag gezien dat hij zijn geloof wat meer belijdt. Dat doet hij niet. We zijn niet in de kerk getrouwd (wat voor zijn ouders overigens geen enkel probleem was, aangezien wij nooit in de kerk kwamen/ komen, hebben we er bij trouwen ook niets te zoeken: die mening delen ze. Gelukkig.) Ik ben heus wel eens meegegaan naar een dienst, in het begin van onze verkering. Ik vond er niets. Ik vond het vooral een opoffering om zo vroeg op te staan na het stappen.

Dit is een wat lang uitgevallen intro. Ik zag vandaag namelijk een documentaire. Dat ging, zo heb ik het tenminste uitgelegd, over dat geloof in je zelf zit. Een man besloot om 'goeroe' te worden en had tot zijn eigen verbazing binnen een mum van tijd een boel volgers. Zijn boodschap aan het eind, ook naar zijn volgers was: Je hebt geen goeroe nodig. Je bent je eigen goeroe. Zelf kun je veel bepalen in je leven. Wil je iets? Doe het dan gewoon. Wacht niet tot je voldoende kennis, ervaring en lef bij elkaar hebt geraapt. Ik vertaal goeroe dan ook meteen maar naar een god. Ik geloof niet in een god. Misschien doet mij dat in de hel belanden. So be it. Ik heb, naast mijn oma, net iets te veel mensen kapot zien gaan op het geloof. 

Geluk zit van binnen. In de zoektocht naar je zelf. In de zoektocht door het gekkenhuis, de jungle die leven in de twintigste eeuw heet. 

zondag 3 februari 2013

Lapzwansen

Vroeger he, vroeger was ik über-georganiseerd. Een beetje op het gillend gekmakend af. Dat was wat overdreven. Hoeft niet. Maar nu he. Nu ben ik über-ongeorganiseerd. En nee, dat bevalt me ook niet. Voor geen meter niet.

De gedragskundige op mijn werk zei van de week tegen mij: "Ik vind het ongelofelijk hoe chaos en organisatie zo verenigd kunnen zijn in 1 mens." Daar bedoelde ze mij dus mee. Enerzijds heb ik overal lijstjes, bakjes, tasjes, schriftjes en mandjes voor, maar anderzijds ben ik zo chaotisch (of liever: lui) dat het niet mooi meer is. Vooral thuis. Op het werk kan ik het nog wel een beetje verbloemen (klein beetje maar hoor). Maar thuis: het is verschrikkelijk.

Toen ik nog alles op een rijtje had, (haha) wist ik blindelings alles te vinden. Knoop er af? Ik heb de reserve nog wel. Punaise/paperclip/naald nodig? Die liggen in dat laatje, bakje of mandje. Nu heb ik nog steeds wel alles georganiseerd,op een bepaalde manier, maar dan op een -zelfs voor mij- ondoorgrondelijk systeem. En dat is jammer. En het kost veel tijd.

Over tijd gesproken: die verkwansel ik ook maar alsof ik het eeuwige leven heb. Op een vrije dag kan ik mij maar niet aanzetten tot douchen en aankleden. Ik doe het wel, uiteraard, maar meestal is dan de ochtend al voor driekwart voorbij. In diezelfde tijd had ik 'vroeger' dan al de plee geschrobt, de planten water gegeven, drie wassen gedraaid (en gevouwen) en de boodschappen binnen. En als eerste mezelf toonbaar gemaakt, natuurlijk. Het staat wat gek, in je badjas naar de supermarkt.

Het is niet dat ik terug wil naar mijn overgeorganiseerde zelf. Ik denk namelijk dat ik nu een leuker en misschien zelfs wel beter mens ben. Maar een klein beetje van 'vroeger' zou wel fijn zijn. Want wat is er heerlijker dan een opgeruimd en schoon huis? Bijna niets. Het is niet dat we hier aan de vloer blijven plakken, maar het kan er mee door. En dat is dat. En dat is jammer.

Ik ben gestart met het ontrommelen van dit huis. Nee, daar zit geen systeem in, nee. Maar het vordert langzaam (heel langzaam) maar gestaag. De kledingkast waar mijn en Oudste's kleding zich bevindt, heb ik een paar weken terug al onder handen genomen. Vijf (5!) vuilniszakken vol zijn er uit. En: het lukt om het een beetje bij te houden. Nergens meer bergen met kleren van mij, ik ruim alles direct op. En dat koester ik. En dat gaat goed. Dat zou toch ook moeten kunnen met de rest van het huis? Alleen: hoe?! Vorige week zondag dook ik op de rommelkast op zolder, en daar kwam ook enorm veel zooi vanaf. Hoe heerlijk: weg met de bende! Maar het betekent wel dat ik alle kasten, laatjes en mandjes door het hele huis moet aanpakken. En hoe graag ik dat ook wil, het lukt niet zo goed om dat  door te zetten. Aan de andere kant: elke maand een kast is aan het eind van het jaar ook een veel opgeruimder huis.

Vroeger was er geen internet. Ik ken mezelf: ik kan mezelf totaal verliezen in de wereld die internet heet. Vooral sites en blogs die gaan over wonen, organiseren en creativiteit verslind ik. En daarnaast uiteraard ook de gewone huis, tuin en keukenblogs. Die vind ik misschien nog wel het leukst van alles. Maar wat een tijdverslindende bezigheid is dat zeg. Als ik een Bucketlist had, zou daar op staan: een week zonder internet. Wat een tijd zou ik overhouden zeg!

Maar ja. Ik heb geen Bucketlist.

:-)

Iemand nog tips?