dinsdag 25 januari 2011

En langs het tuinpad van mijn.. moeder.

Vandaag op het Flow-kalendertje de spreuk: "Je blijft altijd kind van je moeder." Ik vind hem wel mooi. Want: het is waar. Dus ist mooi.

Ik heb de laatste jaren veel nagedacht over de relatie die ik met mijn moeder heb. Tijdens mijn studie was er alle gelegenheid voor: De modules Seksespecifieke hulpverlening en Transactionele Analyse maakten wat dat betreft veel in mij los. Er is veel gebeurd rond die tijd. Dit kwam met name omdat ik aan de ene kant bóós was, maar ook omdat ik mijn moeder meer en meer begon te begrijpen. Een rare tijd, die ergens wel even in een soort van climax eindigde.

En nu. Zijn we in 2011. Het jaar dat ik veertig word. Véértig! (Uhm, eigenlijk volgende week al) En inderdaad: nog steeds een kind van mijn moeder. En ik hoop het nog een jaar of veertig te zijn. Hoewel mijn moeder dan wel de leeftijd van 101 zal moeten bereiken. Het lijkt er op dat we elkaar in de loop van de tijd beter zijn gaan begrijpen. En dat is mooi.

Ik was een 'moetje', zoals ze dat toen noemden. (of doen ze dat nog steeds?) Maar daarom niet minder gewenst. Ik was mijn ouders' oogappel. Liep in kleertjes van de duurste kinderkledingwinkel van de stad. Werd omringt met veel liefde. Er gebeurden een aantal nare dingen in het leven van mijn ouders. Na vijfenhalf jaar kwam dan eindelijk mijn broertje. Die schreeuwlelijk. Nou ja, ik vond hem wel lief, maar ik moest nu de liefde en aandacht van mijn ouders delen als hij wakker was, en stil zijn als hij sliep. Ik was in die tijd veel bij mijn opa en oma, waar mijn nichtje ook woonde. Ik heb de helft van mijn jeugd zo'n beetje bij opa, oma en Nicht doorgebracht.

In mijn puberteit boterde het niet zo goed tussen mijn moeder en mij. Op zijn zachtst gezegd. Mijn hemel, als ik daar nog aan denk word ik al moe. Nu deed ik het ook niet zo héél goed op school, dus dat was ook altijd stof tot trammelant.

De relatie veranderde, in positieve zin, toen Prins in mijn leven kwam. Dat was in 1988. Ja, ik was nog maar een piepkuuk'n. In 1990 kochten we een huis, waren een half jaar druk met verbouwen en in mei 1991 vertrok ik uit huis. Naar Het Dorp, ruim 35 km verder. En ging bijna dood van de heimwee. Daar zaten we dan, in ons nieuwe huis. Maar ik wilde wel naar huis terug kruipen. Ik snapte het niet van mezelf: ik wilde toch zo graag het huis uit? Had ik mij in dat half jaar klussen niet goed genoeg kunnen voorbereiden? En ik was vooral verbáásd dat ik heimwee had. Gelukkig werkte in nog in mijn geboortestad, dus elke dag poolde in met een Dorpsgenoot naar De Stad, en ging terug met de trein. Ik kwam dus nog zes dagen per week thuis. En ook al waren mijn ouders overdag vaak niet eens thuis, ik was gewoon nog weer even op het nest. Dat is goed geweest, denk ik. Na een jaar, anderhalf jaar nam ik de stap op dichter bij Het Dorp te gaan werken. En kwam ik iets minder thuis.

In 1994 trouwden Prins en ik, en in 1995 werd Oudste geboren. Ik was gestopt met werken en kwam dus regelmatig bij mijn ouders thuis met Oudste en later ook met Jongste. In 2000 was ik gescheiden en min of meer genoodzaakt om te gaan werken. Mijn moeder kwam elke donderdag trouw oppassen. Prins en ik kwamen weer nader tot elkaar, en ik ging op een zaterdagmiddag naar mijn ouders om hen van dat feit op de hoogte te stellen. Prins en ik waren toen al weer redelijk zeker van onze zaak. Het werd zo'n beetje het lastigste gesprek van mijn leven. Want hoe vertel je je ouders dat je weer verder gaat met de man waarmee zij je twee jaar daar vóór zo dood-ongelukkig hebben gezien? Ik had niet hoeven vrezen: mijn ouders waren oprecht blij. Tuurlijk. Ze zagen hoe blij ik was, en dat maakte hen ook automatisch blij.

Op een dag waren de jongens hier groot genoeg geworden om het zonder oppas af te kunnen. Dus oma kreeg een bosje bloemen, een weekende Antwerpen met opa, en ging 'met pensioen'. En dáár is er volgens mij iets misgegaan. Mijn opa was inmiddels overleden en mijn oma vroeg meer en meer zorg. Ook in die tijd zijn er minder leuke dingen gebeurd in de familie. En ik voelde me een soort van mediator tussen Nicht en mijn moeder. Waar ik uitspraken en gedrag van de één wilde verklaren voor de ander, en andersom, maar de balans was voor mij niet altijd goed te vinden. Oma overleed, en de begrafenis hebben we met ons drieën geregeld, in perfecte harmonie. Maar er moest ook heel wat verwerkt worden.

En nu. Nu zijn we alweer drie jaar verder. Ik merkte zelf dat ik weinig bij mijn ouders over de vloer kwam. Ja, druk. Ja, ver. Ja, andere redenen. Nu denk ik: Ik moet meer tijd doorbrengen met mijn ouders in het algemeen en met mijn moeder in het bijzonder. Ik heb haar nog. Na een ernstige ziekte tien jaar geleden, en na een onverwachte ziekenhuisopname, afgelopen Tweede Kerstdag-nacht.

Ik ben het niet altijd met mijn moeder eens. Onze ideeën en visies liggen vaak nogal uiteen. Maar je hoeft niet dezelfde gedachten te hebben om van elkaar te houden. Ze is mijn moeder, ik ben haar dochter. Punt. Dat is genoeg. De hobbelige weg van vroeger, de zandweg van eerder, is nu een lekkere gladde afsfaltweg geworden. Waar we elkaar nog steeds tegen komen met verschillende gedachten, maar waar we elkaar in ieder geval nog tégen komen. Dat je bijna veertig moet worden om dat te beseffen. Pfoeiw. Misschien komt de wijheid dan toch met de jaren. Om een start te maken, gaan Moeke, Nicht en ik zondag samen naar de film. Een eerste stap in de goede richting. Een avond samen, waarin niet gelijk de hele avond gepráát hoeft te worden. Mooi. Toch?

2 opmerkingen:

  1. Een mooi log. En goed voornemen. Naar welke film gaan jullie? Ik wil met mijn moeder naar Sonny Boy.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Lijkt me prima... niet meteen te hard van stapel lopen. Have fun!

    BeantwoordenVerwijderen